penningen

plaquettes

standbeelden

borstbeelden

tekeningen

dierplastieken

decoraties

keramiek

monumenten

publicaties

fotoalbum

overig
dierplastieken:

waterral

reiger

vrolijk zebrapaard

slak (messenlegger)

vogeltje (messenlegger)

bot (vis, messenlegger)

hondje (messenlegger)

uilen (in beton)

bronzen pad

torenvalk hout

torenvalk

grasparkieten

vechtende musschen

Alexanderparkieten

bokje

betonnen pad

parelhoenders

haasje

kameleons

musjes

slapende mus

aapjes

huilend hondje

jonge Pieter

zich wassende kat

lammetje

rustend paard

vissen

kat

liggend hertje (brons)

liggend hertje (hout)

slapend hertje

slapend hertje (brons)

steenbok

jonge koekoek

slapende Pieter

egel in hout

egel in brons

beer

staartmees

nijdige kat

hollend paard

koedbloed trekpaard

hertje staand buiten

pinguïns

veulen

edelhert groot

edelhert klein

hertje

rustende eend

houten kraai

houten vogeltje

 

manco

Onderwerp hertje
Jaar 1959
Gesigneerd Onleesbaar, maar herkenbaar op de achterzijde
Materiaal brons
Afmetingen Het voetstuk 43 x 17 cm en de hoogte 50,2 cm
Aanwezigheid particuliere verzameling
Bijzonderheden

In het Van Abbemuseum, Eindhoven ligt correspondentie die dit beeldje aangaat (eigenlijk is er sprake van een beeldje van ongeveer 50 bij 60, maar het zal dit beeld wel betreffen). In 1959 is er een voorstel om het beeld te schenken aan het Van Abbemuseum. Hiervoor is echter (volgens een gemeenteverordening) een positief advies nodig van de commissie van advies. Omdat het beeld in klei was uitgevoerd en het Museum het versturen daarvan te riskant vond, werd er verzocht foto’s op te sturen. Dat ging echter niet omdat het beeld al bij de gieterij Stöxen, Leiden was. De commissievergadering van 25 november werd dus gemist. Daar het hertje nu in brons gegoten werd, verzocht de directeur, de heer De Wilde, om het beeld aan de commissie te laten zien i.p.v de foto’s. Omdat hij toch naar Den Haag moest stelde hij voor het beeldje op te halen bij tante. En zo geschiedde het dat het “bronsje” 10 februari 1960 omgehaald werd. Op 19 maart kwam de teleurstellende uitspraak dat de commissie in haar overwegingen “de voortreffelijke kwalitatieve eigenschappen van het beeld geheel buiten beschouwing [heeft] gelaten en zich alleen heeft afgevraagd of het beeld zou passen in de museumcollectie. Dit is naar haar oordeel niet het geval.”

 

De heer De Wilde, die in de 1949 een visie had geformuleerd om “de ontwikkelingen binnen de moderne kunst inzichtelijk te maken” en daarmee het verwervingsbeleid voor het Museum, schrijft later nog dat nu is voorkomen dat het beeld “op een plaats terecht zou komen dat noch aan de schenkster noch aan de kunstenares recht zou doen.”

 

En toch is het niet echt somber afgelopen want het beeld is bij de schenkster in huis opgenomen en door vererving is het nog steeds in de familie gebleven.

 

Ik denk dat het genoemde kleimodel gebruikt is door haar practiciën om de grotere versie uit 1955 te laten gieten en het in 1959 nog in haar atelier stond.